Maandelijks archief: februari 2017

Bang voor mannen

Bang voor mannen“Hierrr!” (…) Geblaf en gegrom (…) “Nee, blijf!”

Zijn stem en het geblaf van zijn hond dragen ver in het verlaten winterbos. Hij is duidelijk aan het trainen met zijn hond. Ergens op een zijpad, ik zie ze niet. Ik loop door, alert. Weinig later voel ik dat ze de bocht om zijn gekomen en achter me lopen. Gelukkig heeft hij zijn hond goed onder appèl, denk ik, beducht om weer eens gebeten te worden. Meteen flitst door me heen: een goed getrainde hond gehoorzaamt ook op een commando om aan te vallen. De haren in mijn nek staan overeind. Ik ben druk doende mijn angst te verbergen en weg te redeneren, zonder succes. Man en hond houden mij bezig tot ze bij een volgend zandpad een andere richting hebben gekozen dan ik.

Dit gebeurt elke week in een ander bos met een andere man, met of zonder hond. Ik ben bang voor mannen en ik denk aan de opstelling van mijn vleesboom, vorige week. Als die tussen mij en man staat, voel ik me veilig. Als ik maar kon geloven in mijn eigen kracht had ik daar de vleesboom niet voor nodig. Hoe kan ik mezelf helpen? In een andere opstelling doet een deel van mij zich groot en sterk voor, terwijl een ander deel zich juist daardoor klein en hulpeloos voelt. Het gelooft niet in dit schijngedrag, het is niet mijn echte kracht.

Zo gaat het met die angst van mij: ik doe alsof hij er niet is, bedenk waarom hij irreëel is, de spanning in mijn lichaam loopt op want ik weet niet hoe het te ontladen en ik voel me klein en kwetsbaar – wat ik probeer te verbergen, met nog meer spanning tot gevolg. Dat moet toch anders kunnen? Maar hoe? De bossen ontmannen is geen optie; stoppen met wandelen ook niet; de oplossing ligt in mijzelf.

Ik pak het Gevoelsorkest erbij en breng het uitgesleten spoor in beeld dat ik elke week loop: ik wandel lekker – er is een man – onrust – ik realiseer me hoe alleen ik ben – bang – onmacht – gespannen – paniek. Het is een automatische riedel die ongemerkt in werking treedt, alsof ik uitglijd over een bananenschil en geen invloed heb op de onvermijdelijke valpartij daarna. Een rekensom net zo simpel als 1 + 1 = 2. Man + alleen = gevaar. In plaats van dit voorspelbare hogesnelheidstraject zou ik willen overstappen op een nieuwe route. Bijvoorbeeld: ik wandel lekker – er is een man – onrust – onderzoek – rustig – ontspannen. Dat uit het onderzoek kan blijken dat er werkelijk gevaar dreigt zodat vechten of vluchten noodzakelijk is, laat ik hier buiten beschouwing. Dat komt zó weinig voor dat ik mijn standaardreactie er niet op wil baseren.

Nieuw gedrag aanleren begint met eerst maar eens voelen en erkennen wat er is. De onrust, de angst. Verder even niks. Toestemming dat het er mag zijn, dat ik er mag zijn met deze gevoelens, in plaats van het weg te drukken. Kijken wat er dan gebeurt. Ik ga het de komende weken uitproberen op mijn wandelingen. Wordt vervolgd…

(Dit wekelijkse blog doet verslag van de ontdekkingsreis door mijn leven naar aanleiding van een vleesboom. Volgende aflevering woensdag 1 maart)

Opstelling van een vleesboom

opstelling met ik-figuur“Als je wilt, kunnen we jouw vleesboom opstellen.” Mijn vriendin is coach en werkt onder andere met (familie-) opstellingen. Daar ben ik wel voor in en we gaan aan de slag. Normaal heb je een groep deelnemers bij een opstelling. Dan kun je representanten kiezen voor personen of aspecten die te maken hebben met je vraag. Nu zijn we met z’n tweeën en zij geeft me klei. “Kies maar een kleur en kneed daar je vleesboom van.” Er is één eis: alles wat ik maak moet een neus krijgen. Ik kneed de vleesboom als een vrij vormeloze zwarte homp met een neus en zet die op tafel. Ze stelt er vragen over en ik vertel dat hij zwart is omdat ik hem nogal dreigend vind, en zijn vorm drukt uit dat hij log en ongedifferentieerd is. Niet echt een aansprekend ding.

Vervolgens mag ik mijzelf neerzetten. Ik kies een levendige kleur blauwgroen, waar ik vrolijk van word. Ik maak mezelf groter dan de vleesboom. Even zet ik ons frontaal tegenover elkaar, maar ik kies onmiddellijk een andere positie voor mezelf. “Eerst heb ik hem zo aangekeken omdat ik hem als een soort wezen zag dat allerlei geheimen voor mij bevatte. Hij intimideerde mij ook. Ik heb hem uitvoerig onderzocht. Nu heb ik genoeg ontdekt. Ik kijk er vanuit een andere hoek naar en zie dat het eigenlijk maar een nietszeggend ding is. Daar ben ik niet bang voor en hij hoeft ook niet meer zo in het centrum van mijn aandacht te staan. En ik ben zelf eigenlijk groter.” “Je mag alles zó veranderen dat het klopt voor jou.” Ik maak de ik-figuur groter.

Dan brengt mijn vriendin een feloranje bol met een enorme neus in het veld. Hij staat recht tegenover de ik-figuur. “Ik weet niet wat dit is”, zegt ze erbij. Nou, ik wel! “Dit is geen neus, dit is een fallus!” En hoewel ik een lichte opwinding voel, zet ik resoluut de vleesboom ertussen. “Zo, dat is veiliger.” Er valt een stilte. Meer kan ik er op dit moment niet over zeggen, maar zowel het beeld als de opmerking sla ik op. En ze werken door; daarover een volgende keer.

Zij maakt ‘kracht’. Die plak ik op de ik-figuur, als twee vleugels en een hoofddeksel. “Het is mijn kracht, als ik maar kon geloven dat ik die kan inzetten.” Ik rust de ik-figuur uit met borsten, billen en buik; nu is het een vrouw met kracht.

Ten slotte zet ze mijn vader in het veld. Ik plaats hem achter de ik-figuur. “Het is heel prettig en heel juist dat mijn vader achter mij staat. Vroeger stond hij schuin voor me en controleerde alles wat ik deed. Nu bemoeit hij zich niet meer met hoe ik het doe, maar staat hij gewoon achter me. Dat is fijn, en het is ook zijn plaats in de familielijn.”

“En nu heb ik de vleesboom niet meer nodig.” Ik wil hem al aan de kant schuiven, maar mijn vriendin houdt mij tegen. Ze vraagt mij voor de vleesboom te buigen en hem te bedanken voor alles wat ik geleerd heb. Het stuit mij tegen de borst om hem daarmee opnieuw te ‘personifiëren’, maar ik voel werkelijk wel dankbaarheid voor alles wat ik ontdekt heb sinds en doordat ik weet dat hij er is. Dus enigszins schoorvoetend voldoe ik aan haar verzoek, om de vleesboom vervolgens alsnog aan de kant te rollen en bovenop de fallus te springen.

(Hier eindigt het verslag van de opstelling. Een volgende keer meer over het effect.)

Op zoek naar verbinding

Op zoek naar verbinding

Ik voel hoe de natuur mij stabiliseert

Op de moedeloosheid van vorige week volgt een relatiecrisis. Ik kan de verbinding met geliefde niet meer voelen en vraag me af wie hij is en waarom ik al twintig jaar mijn leven met hem deel. Eigenlijk vind ik hem een vervelende vent. Daar wordt mijn stemming niet beter van en de vleesboom verhardt zich als een stevig opgepompte fietsband. We zitten naast elkaar moedeloos op de bank. Hij vol onbegrip, frustratie, verdriet en vragen; ik bevroren, op zoek naar mijn gevoel, verbinding met de aarde, mijzelf, misschien zelfs hem? Eén van zijn vragen maakt mij boos en in het vuur van de boosheid smelt ik.

Dat is het begin van de weg terug naar elkaar. Ik zie weer meer in hem dan de klier met het kwetsbare jongetje in zich waar ik heel voorzichtig verantwoordelijkheid voor moet dragen. Hij heeft ook kanten die ik waardeer en kracht en humor. Belangrijker nog is dat ik weer leven door me heen voel stromen. Mijn voeten worden warm en de airbag in mijn hoofd slinkt. Ik kom weer tevoorschijn en hij wordt weer zichtbaar. Geschokt door de kwetsbaarheid van onze relatie, spreken we allebei uit dat we de komende week wel met elkaar verder willen. Terug naar af, geen garanties voor de lange termijn. Op fluwelen pootjes sluipt vertrouwdheid binnen.

Dochter komt thuis en we eten samen met vrienden. Anders dan anders vertel ik over waar we doorheen zijn gegaan. (Eerlijk is eerlijk: na een voorzet van geliefde.) Als het resultaat presentabel is, zwijg ik meestal over het proces. Waarom anderen daarmee lastigvallen? Nu merk ik dat uitspreken en bespreken meer verbinding geeft. En een zekere zwarigheid wegneemt. Alsof een zware brok van binnen naar buiten is gebracht en daar uit elkaar valt in vruchtbare kluitjes aarde.

Ik loop een dag Pieterpad en voel hoe de verbinding met de natuur mij stabiliseert. Als een tuimelaartje kantel ik rechtop. De moedeloosheid ligt niet langer als een allesverstikkende deken over me heen. Er is meer dan dat, mijn enthousiasme popt op. Het lijkt alsof ik een paradox heb opgelost: ik ben niet meer óf moedeloos óf enthousiast, ik ben ik en ik heb beide in me. Soms treedt het ene meer op de voorgrond, andere keren het andere.

Intussen voelt de vleesboom zachter en kleiner. Een heel zacht stemmetje vanbinnen fluistert mijn lichaam toe: “Ik heb vertrouwen in je!” Ik vermoed dat genieten met en van mijn lichaam gezonder is dan een sterke focus op een vleesboom die gedematerialiseerd moet worden. Morgen loop ik weer een etappe van het Pieterpad.

(De aanleiding van dit blog is de vondst van vleesbomen in mijn baarmoederwand. Die bracht een ware ontdekkingsreis door mijn leven op gang. Volgende aflevering: woensdag 15 februari)

Moedeloos

MoedeloosIk lig op tafel bij de acupuncturiste. Ze heeft naaldjes in mijn benen geprikt om alle stagnaties op te lossen. Mijn darmen gingen weer moeizaam de afgelopen weken. Mijn borsten doen zeer. Mijn schouders en kaken zijn verkrampt. Terwijl ik daar lig met die naaldjes, masseert zij mijn buik. De vleesboom is onverminderd groot. Ik voel me een beetje verdrietig en ontmoedigd. Als de naaldjes eruit zijn, masseert ze mijn schouders en nek. Het ontspant me, maar de moedeloosheid blijft. Ik vraag me hardop af of ik de vleesboom zal vergeten als ik alle behandelingen staak en me volop overgeef aan genieten. “Dat is een interessante vraag.” “En of mijn lichaam dan ook zal vergeten hem in stand te houden…”

We maken toch een vervolgafspraak. Ik kan de knoop nog niet doorhakken en ik geniet ook van haar behandelingen – dat is gezond genieten. Ik plan nu wel wat meer tussentijd dan anders. Een klein beetje vergeten.

Op de fiets naar huis denk ik: ik geef het op. Ik ga niks meer doen om te dematerialiseren en laat me gewoon in de zomer opereren. Ik kan me voorstellen dat je ook op zo’n punt komt als je ongeneeslijk ziek bent: stoppen met behandelingen en accepteren dat je doodgaat. Is dat overgave?

Mijn darmen werken weer beter na de behandeling, de pijn in mijn borsten gaat over, 20 dagen na de vorige keer bloed ik weer helemaal leeg in een heftige menstruatie. De moedeloosheid houdt aan, de bobbel in mijn buik maakt vergeten onmogelijk. Ik weet niet of ik mij moet inspannen om mijn aandacht weer op positieve ervaringen te richten of dat ik mij maar even moet laten. Alles gaat voorbij. In de regendruppels op de stoep zie ik boze ogen die naar mij kijken en ik vraag me af of er ook maar iemand is die zo naar mij kijkt. Nee, het is mijn strenge critica. Het is niet waar wat die mij voorspiegelt! Daar word ik moedeloos, moe en uitzichtloos van. Dat wil ik niet voelen, maar nu het er is wil ik het niet wéér wegdrukken. Toch maar voelen dan. Een potje janken bij een vriendin. Ik laat mij maar even. Ik deug, ook als ik mij zó voel.

(Tot nu toe is dit een wekelijks blog waarin ik verslag doe van mijn vleesboomperikelen. Nu weet ik het even niet. Geef ik dit op, of komt er woensdag 8 februari weer een aflevering?)